Jeroen Nan

05 mrt., 2023
Betonnen kaken Vermalen wie je bent Niemand bestaat echt
door d436ebb14f8e5c3662fecd3be1c71f000d5fea3f 17 feb., 2022
De muziek stopte en maakte plaats voor mijn ringtone. Oom J. belde, zag ik op het scherm. Hij is de enige oom van wie ik het nummer heb opgeslagen. Ik nam niet op. Ik heb een vrij grote familie. Mijn vader komt uit een gezin van 10, mijn moeder uit een van 12. Ik heb zoveel neven en nichten dat ik over een groot deel van hen kan struikelen zonder ze te herkennen. Ooit stond ik met vrienden in een café tijdens een van de kermissen in West-Friesland meer dan een uur met een groep meisjes te praten voordat ik er achter kwam dat het allemaal nichten van me waren. Eén van mijn vrienden was een halfbakken versierpoging aan het doen, na het ontdekken van de bloedband heb ik het betreffende nichtje subtiel de goede kant (van hem weg) op gestuurd. Maar dat is een ander verhaal. Oom J. belt mij sinds een paar jaar ongeveer 1 keer per jaar. Ik neem nooit op. Hij belt mij namelijk helemaal niet. Of hij belt wel, maar ik ben niet degene die hij zoekt. Daar kwam ik achter na de eerste keer, toen ik een gemist gesprek van een mij onbekend nummer had en hem op mijn voicemail vond met de vraag hem terug te bellen. Dat deed ik, waarna ik hem stomverbaasd aan de lijn kreeg. Hij dat zijn schoonzoon willen bellen, een naamgenoot van me. We hadden een kort gesprek over ditjes en datjes en na afloop sloeg ik zijn nummer op. Daarom staat hij in mijn contacten. Hoe ik ooit in de zijne terecht ben gekomen is me nog steeds een raadsel.
31 jan., 2022
De verbouwing is begonnen, wat betekent dat ik met veel mensen uit Nijmegen en omstreken praat. Mensen die verstand hebben van dingen. Die dingen zijn vloeren, elektra, en ander technische zaken waar ik allesbehalve kaas van heb gegeten. In tegenstelling tot hen dus, en ik probeer echt naar ze te luisteren en ze te begrijpen wanneer ze me uitleggen wat er moet gebeuren en waarom, maar ik begrijp er na afloop nog steeds niets van. Dat ligt niet aan hen, of in ieder geval niet aan hun kennis en de begrijpelijkheid van hun uitleg. Het ligt aan mij, aan hoe ik luister naar mensen die uitgebreid over iets praten, voorzien van een Nijmeegse tongval. Na 30 seconden heb ik het idee dat ik in ‘Ik geloof in mij’ zit en wie er ook voor me staat, het is Dave van Well, de zanger met een onherroepelijke voorliefde voor Grieks gitaargepingel in zijn liedjes, die vol zelfvertrouwen vijf kwartier in een uur lult. Ik heb me vergaapt aan Ik geloof in mij, en dan vooral aan de originele serie van Omroep Gelderland die ik YouTube zeg en waarin René Le Blanc ook al aangaf dat hij echt het gevoel had dat het komende jaar hét jaar van René Le Blanc zou worden. Net zoals hij dat de daarovolgende jaren deed in de filmpjes van TV Oranje, terwijl ik steeds dieper verdween in het sinkhole dat YouTube kan zijn. Uren en uren, veelal van het nachtelijke soort, keek ik naar jongere versies van Le Blanc, Van Well en andere Nijmeegse of Gelderse artiesten die niets liever wilden dan het maken. Dat was voordat we besloten naar Nijmegen te verhuizen, dus heb ik toen geen moment stil gestaan bij de geografie. Maar nu, nu ik in iedereen met twee rechterhanden Dave van Well herken, besef ik dat ook dit een deel van Nijmegen is. Het is een verrassing die in feite geen verrassing is, meer een cadeautje waarvan je vergeten bent dat het op je verlanglijstje stond. Wat geen accurate metafoor is, omdat ik zeker weet dat het niet op mijn verlanglijstje heeft gestaan. Het is wel een herinnering aan het feit dat ik nog veel te ontdekken heb.
31 jan., 2022
Mijn zoon (3) werd wakker. Het was nog donker buiten, alleen het licht van een lantaarnpaal iets verderop in de straat scheen een zwakke, gele streep licht onder zijn gordijn door. Buiten klonk getik. ‘Zullen we even naar buiten kijken of het regent’, vroeg hij. Ik tilde hem uit zijn bed en liep met hem naar het raam, schoof het gordijn opzij, en we zagen druppels op het raam vallen. ‘Ik ga straks op de iPad even kijken of het echt regent’, zei hij. Het had een scene uit Het Alles van Dave Eggers kunnen zijn. Eggers beschreef in De Cirkel al een door tech gedomineerde wereld, in de opvolger ziet het er niet rooskleuriger uit. Het is een verhaal over de waanzin van een totaal gedigitaliseerde wereld waarin apps alles bijhouden en keuzes beïnvloeden, een wereld waar niemand nog eigen keuzes lijkt te durven maken uit angst voor wat de AI er wel niet van vindt. Gevoelens worden niet uitgesproken en er wordt op eieren gelopen, terwijl men denkt de wereld een betere plaats te maken, die te redden zelfs. Er zijn in de wereld waarover Eggers schrijft apps die vertellen of je al genoeg hebt gelachen, of je al genoeg verschillende woorden hebt gebruikt, en hoe oprecht je vriendschap is. Iets is alleen waar als de data en het algoritme zeggen dat het waar is. Natuurlijk zegt mijn zoon alleen dat hij het weer op de iPad wil bekijken omdat hij weet hoe dat moet. En gaan we na het ontbijt naar buiten (iets dat in Het Alles ook zeer wordt afgeraden), om niet alleen te zien, maar ook te voelen dat het regent.
31 okt., 2021
De afgelopen twee dagen hebben we thuis gepoetst alsof ons leven ervan afhing. Ik heb stof gedweild uit hoekjes waarvan ik niet eens wist dat ze bestonden, ramen gelapt, geboend, geschrobd en gezogen als Tony Micelli in zijn hoogtijdagen. Het deed me denken aan mijn middelbareschooltijd, en in het bijzonder aan het einde van elk jaar, de dag waarop we de schoolboeken terug moeten brengen. Ik was altijd laat met mijn boeken (laten) kaften en ging nu niet bepaald netjes met ze om. Op school gleed mijn rugzak meer dan eens als een bowlingbal door de gang en thuis smeet ik hem niet zelden hard in een hoek. Op de dag van het inleveren zat er een groep leraren in de aula achter tafels om je boeken te controleren op ezelsoren en beschadigingen, te veel schade betekende een boete. Je had soepele leraren en strenge, de een zag een afgesleten hoekje door de vingers, een ander bracht zonder moeite twintig cent in rekening voor een pagina waarop je, als je goed keek, zag dat er misschien een ezelsoor had gezeten. De dagen voor inleverdag hanteerde ik (nou ja, ik niet, mijn moeder) de strijkbout om alle ezelsoren weg te werken en deed ik alles wat ik kon om alles wat op een beschadiging leeg weg te werken. Ondanks alle inspanning kreeg ik elk jaar weer een boete. Waar het toen ging om zo min mogelijk te hoeven betalen, had het poetsen te maken met geld verdienen. We gaan verhuizen en vandaag werden er foto’s van ons huidige huis gemaakt. Na twee dagen poetsen herkende ik het haast niet meer. Er zat meer in dozen dan er nog in huis stond, voor het ruimtelijk effect. Zo brak ik tweederde van de boekenkast af. Ik selecteerde mijn fijnste boeken om in het derde dat bleef staan te zetten. Niet dat de titels iets uitmaken voor de verkoop, maar als ik dan toch boeken liet staan, dan wilde ik wel dat het mijn lievelings waren, boeken die iets over mij zeggen, al is het alleen maar tegen mezelf. Ik koos op schoonheid van de romans, niet op het ontbreken van ezelsoren.
door d436ebb14f8e5c3662fecd3be1c71f000d5fea3f 01 mrt., 2021
Woensdag ga ik sinds 28 juli 2020 weer naar de kapper. Waarschijnlijk stap ik net zo juichend naar binnen en naar buiten als de eerste keer na lockdown 1. Het is iets waar ik al weken naar toeleef, wat er ook voor zorgt dat ik vaker dan ooit aan mijn haar denk en de kapsels die ik heb gehad. Op de middelbare school liep ik gemillimeterd rond. Met drie gouden oorbellen, een driekwarts leren jas en met een walkman op mijn hoofd waar hiphop of metal uit klonk. Ergens in die periode heb ik tijdens een kermis een schaakbord op mijn hoofd laten scheren. Dat was een vrij slecht idee. In Thailand wilde ik, ongetwijfeld ingegeven door een combinatie van Singha bier en wodka, een hanenkam. In de kapsalon waar dit zou moeten gebeuren sprak niemand van het personeel Engels, maar dat leek me geen enkel bezwaar om het doel duidelijk te maken. Terwijl ik maar ‘mohawk’ bleef zeggen maakte ik met mijn handen zonneklaar wat de bedoeling was, waarbij ik me liet helpen door een poster van het Engels elftal, die achter in de kapsalon hing. Het was in de periode dat Beckham zijn haar millimeterde. Ik liep naar de poster toe en wees op zijn haar, waarna ik met mijn handen een punt op het midden mijn hoofd maakte en- inmiddels wel licht wanhopig- naar bevestiging van de kapster zocht. Uiteindelijk leek ze het, met een twijfel die me had moeten waarschuwen voor wat zou volgen, te begrijpen en nam ik plaats in de stoel. De kapster pakte de tondeuse, zette die op de plek waar de kam had moeten komen en trok één lijn naar achteren, waarna ze de tondeuse weer uitzette en het idee had klaar te zijn. In de spiegel zag ik de omgekeerde hanenkam, die daar als een ingezoomd stuk doolhof op mijn hoofd lag. Ook deze poging tot een kapsel mislukte, ik liep de salon kaalgeschoren uit, waar de zon mijn witte schedel in een paar dagen van kleur liet verschieten. Alsof ik nog niet genoeg spijt had. Ik heb ook meerdere keren de ambitie gehad mijn haar lang te laten groeien, zoals Eddie Vedder en Chris Cornell het droegen. Toen ik bij gedurende één van die pogingen van kapper wisselde, vergleek deze mijn kapsel met dat van Beatrix. Waarmee hij een abrupt einde aan die poging maakte en ik mezelf liet kortwieken. Ik heb al jaren geen uitgesproken ambitie meer met mijn haar. Ik wil vooral dat mijn wenkbrauwen meegenomen worden. Het enige rock ’n roll is mijn langharige kapper en zijn zaak. Waar de muziek goed is en de koelkast vol.
door Jeroen Nan 22 feb., 2021
Het is aan het einde van de dag, hij fietst door de stad naar huis met zijn koptelefoon op. Nog niet lang geleden was het al donker op dit tijdstip, nu schemert het. Hij rijdt door het grensgebied tussen licht en donker, en welke kant hij ook op gaat, hij rijdt het donker in. Sommige fietsers hebben hun licht al aan, hij nog niet. Hij luistert naar ‘Man in nood’ van Willem, het album dat hij al zo vaak geluisterd heeft. Nu pas hoort hij de zin die hij tot nu niet eerder hoorde: Misschien dat de hemel, de weg uit de hel is. Hij denkt even niets. De zin echoot na, en niet alleen zijn trommelvliezen trillen, de rilling gaat door zijn hele lijf. Hij vraagt zich nog niet af waarom hij deze zin, juist deze zin, die de hele plaat gaat in 10 woorden samenvat, nog niet eerde hoorde. Dat komt later. Nu denkt hij eerst niets, en daarna denkt hij aan toen zijn wereld donker was, toen zijn gordijnen het licht buiten hielden en hij dacht dat het voor altijd zo zou blijven. Een tijd waarin hij geen oplossing zag, maar zichzelf nooit afvroeg of de hemel de weg uit de hel was. Misschien omdat hij te bang was voor de dood, of omdat het leven hem simpelweg te lief was. En dan denkt hij aan de hen die het wel hebben gedaan. De familieleden en vrienden die geen oplossing zagen, alleen maar een uitweg. Hij fietst door een stad waarin het donkerder en donkerder wordt en kan alleen maar wachten tot morgen de zon weer opkomt, maar hij weet tenminste dat die morgen weer opkomt. En dat het dan weer iets langer licht zal zijn. Voor hen maakte het niet uit hoeveel langer licht bleef, het bleef donker en hun donker was gitzwart. Het nummer is afgelopen en hij draait het nog een keer en nog een keer en nog een keer en nog een keer en elke keer komt de zin nog net zo hard binnen als de eerste keer. Het is donker als hij zijn straat in rijdt, en hij is blij dat hij dankzij het donker vooral licht in de huizen ziet branden. (Luister naar 'Man in Nood' van Willem ) (uit de oude doos: februari ’19)
door Jeroen Nan 11 feb., 2021
De laatste avondklokloze avond was ik met vriend L. de stad in, om te voldoen aan de behoefte aan sociaal contact. Bij een bierwinkel op een hoek van het Sarphatipark haalde ik een vier blikjes bier. Of bierwinkel, gelet op het bedrag dat ik moet afrekenen (€30,-) is de term bierjuwelier een betere benaming. Hoe dan ook. Toen ik weer buitenkwam stond L. met een man te praten. De man sprak geïrriteerd over het hoe moeilijk het is om als dakloze aan geld te komen. Omdat niemand meer kleingeld op zak heeft. Later hoorde ik dat het gesprek was begonnen toen hij aan L. had gevraagd of hij wat kleingeld kon missen. Dat bleek om bovenstaande reden niet het geval. De man vertelde dat hij wel tegen mensen kon zeggen dat hij wel even met ze mee wilde lopen naar een pinautomaat, maar dat hij dit zelf ook als een weinig succesvol alternatief zag. Hij praatte verder over misstanden in het systeem, oneerlijkheid en over hoe hij de dupe van dat alles was. We hadden dus geen kleingeld bij ons en hoefden geen biertje voor hem te kopen. ‘Ik drink niet, geen druppel, nooit gedaan ook.’ ‘Ik ben Paul,’ zei de man toen ons gesprek ten einde liep. ‘Paultje van het bureau. Nee, niet het politiebureau. Nou, dan weet jij wel wat ik bedoel. Tuurlijk weet je dat, laten we elkaar nou geen mietje noemen. Je weet wie ik ben toch, kom op nou.’ We wisten het niet. Ik was hem alweer vergeten, maar deze week was Paul ineens in het nieuws. Een Amsterdammer die hem vaker tegenkomt en af en toe wél met hem meeloopt naar een pinautomaat startte een actie om Paul in het gure winterweer beter onderdak te bieden dan een portiek. Hij had zelf een hotelovernachting voor Paul geboekt en daarna een oproep gedaan om hem ook de rest van de week warm te houden. Dat werd zo’n succes dat niet alleen Paul de hele week in het hotel kan slapen, maar er nog meer daklozen geholpen kunnen worden. Hoera voor Paul en iedereen die heeft bijgedragen. Slaap lekker Paul, ik weet nu wie je bent. .
Share by: